Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB7637

Datum uitspraak2007-11-06
Datum gepubliceerd2007-11-13
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Assen
Zaaknummers19.830173-07
Statusgepubliceerd


Indicatie

Door zijn gedrag heeft verdachte opzettelijk de veiligheid van omwonenden en bedrijfspanden op het spel gezet. Dit gevaar is slechts niet verwezenlijkt doordat de brandweer tijdig het vuur kon doven. Dit is een PROMIS-vonnis.


Uitspraak

RECHTBANK ASSEN STRAFVONNIS van de Meervoudige kamer in de zaak van het openbaar ministerie tegen: [naam verdachte], geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] 1978, wonende [adres verdachte], thans verblijvende in [plaats van detentie verdachte]. Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgehad op 23 oktober 2007. De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. R.J.J. Bosma, advocaat te Spier. De officier van justitie mr. A.M. de Vries acht hetgeen onder 1, 2, 3, 4, 5 meer subsidiair, 6, 7 subsidiair en 8 primair is tenlastegelegd wettig en overtuigend bewezen en vordert dat de rechtbank als volgt zal beslissen: * 4 jaren gevangenisstraf, met aftrek voorarrest, subsidiair het opleggen van de maatregel ISD; * Beslissing ten aanzien van het beslag; * Toewijzen van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij] tot € 20.000, tevens als schadevergoedingsmaatregel; * Niet ontvankelijk verklaren van de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde partij]. TENLASTELEGGING De verdachte is bij dagvaarding tenlastegelegd, dat 1. hij in of omstreeks de periode van 4 april 2007 tot en met 5 april 2007, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk brand heeft gesticht in/aan een bedrijfspand aan [adres] ([naam bedrijf]), immers heeft/hebben verdachte en/of (een of meer van) zijn mededader(s) toen aldaar opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met genoemd pand en/of een zich in dat pand bevindende auto en/of zich in dat pand bevindende goederen, althans met (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan dat pand en/of die auto en/of een aantal zich in dat pand bevindende goederen geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarbij gemeen gevaar voor dat pand en/of die auto en/of de zich in dat pand bevindende goederen en/of voor belendende percelen, in elk geval gemeen gevaar voor goederen te duchten was; 2. hij in of omstreeks de periode van 4 april 2007 tot en met 5 april 2007, te Hoogeveen, althans in de gemeente Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een bedrijfspand aan [adres] weg te nemen een auto (BMW) en/of een aantal stoelen, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde] en/of [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen en/of die/dat weg te nemen auto en/of stoelen onder zijn/hun bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen, een gat in het hekwerk, dat rond/bij dat pand was geplaatst heeft gemaakt en/of de/een roldeur van dat bedrijf heeft opengebroken/opengemaakt en/of dat pand is binnengegaan en/of heeft getracht die auto te openen en/of te starten en/of die stoelen heeft verplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. hij in of omstreeks periode van 4 april 2007 tot en met 5 april 2007 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een in een magazijn van een bedrijfspand aan [adres] ([naam bedrijf]) staande auto (Seat Cordoba) heeft weggenomen een versterker (merk Cruncher), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; 4. hij op of omstreeks 07 april 2007 te Hoogeveen opzettelijk brand heeft gesticht in/bij een (winkel)pand (kapperszaak) aan/nabij de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in een brandgang (nabij) de gevel van dat winkelpand, opzettelijk (open) vuur in aanraking gebracht met pallets, althans (een) brandbare stof(fen), ten gevolge waarvan die pallets, althans branbare stof(fen) geheel of gedeeltelijk is/zijn verbrand, in elk geval brand is ontstaan, terwijl daarbij gemeen gevaar voor dat winkelpand en belendende panden, in elk geval gemeen gevaar voor goederen en/of levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die belendende panden aanwezige personen, althans aan een ander of anderen, te duchten was; 5. hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2006 tot en met 7 april 2007 te Pesse, gemeente De Wolden, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeeigening heeft weggenomen een aan de Beilerstraat staande vrachtwagen (merk Volvo) (met diverse goederen en/of papieren bescheiden), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2006 tot en met 7 april 2007 te Hoogeveen, in elk geval in Nederland, identiteitspapieren op naam van [naam betrokkene] heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die/dat goed(eren) wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 10 oktober 2006 tot en met 7 april 2007 te Pesse opzettelijk identiteitspapieren op naam van [naam betrokkene], in elk geval enig(e) goed(eren), geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) identiteitspapieren verdachte anders dan door misdrijf, te weten deze te hebben gevonden, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend; 6. hij op of omstreeks 16 november 2006 te Nieuw Balinge, gemeente ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een landbouwtractor staande aan/nabij de Koekoeksdijk, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met een vrachtauto (met hefinrichting) naar die tractor is gereden en/of (vervolgens) een trekband aan de trekblok van die tractor en aan de trekinrichting van de vrachtauto heeft/hebben bevestigd en/of (vervolgens) getracht heeft/hebben om die tractor weg te trekken en/of in/op de vrachtauto te laden, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 7. hij in of omstreeks 14 oktober 2006 tot en met 20 november 2006 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een op het terrein van autodealer"autodrome"aan de Parmentierstraat staande auto (Alfa Romeo GTV) heeft weggenomen vier velgen en/of een een autoradio en/of een geluidsbox, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam benadeelde], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming; althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 14 oktober 2006 tot en met 16 november 2006 te Hoogeveen, in elk geval in Nederland, een aantal velgen van een Alfa Romeo heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die velgen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij in of omstreeks 14 oktober 2006 tot en met 16 oktober 2006 te Hoogeveen, in elk geval in Nederland, een aantal velgen van een Alfa Romeo heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die velgen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; 8. hij in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 30 oktober 2006 te Hoogeveen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening vanaf een bouwplaats aan/nabij de Meteorenlaan, heeft weggenomen,een aantal zwerfkasten in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan aannemersbedrijf [naam bedrijf], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s); althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 16 november 2006 te Hoogeveen, in elk geval in Nederland, een aantal zwerfkasten heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen wist dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; althans, indien ook terzake van het laatstvermelde geen veroordeling mocht volgen, terzake dat hij in of omstreeks de periode van 1 september 2006 tot en met 30 oktober 2006 te Hoogeveen, in elk geval in Nederland, een aantal zwerfkasten heeft verworven, voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen, terwijl hij ten tijde van het verwerven of het voorhanden krijgen van die goederen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het (een) door misdrijf verkregen goed(eren) betrof; Kennelijke taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging worden geacht te zijn verbeterd. De verdachte is daardoor, blijkens het onderzoek ter terechtzitting, niet geschaad in de verdediging. De rechtbank zal, waar in de tenlastelegging staat "verdachte en/of zijn mededader(s)" lezen alsof daar staat "verdachte en/of zijn medeverdachte(n)". De term mededader namelijk impliceert dat verdachte ook als dader moet worden aangemerkt, hetgeen in strijd is met de presumptie van onschuld. Een verdachte dient tot aan het moment van onherroepelijke bewezenverklaring van het hem tenlastegelegde immers voor onschuldig te worden gehouden. VRIJSPRAAK De verdachte dient van het onder 1, 5, 7 primair en subsidiair en 8 tenlastegelegde te worden vrijgesproken, omdat de rechtbank dit niet wettig en overtuigend bewezen acht. Feit 1 Uit het proces-verbaal van de Regiopolitie Drenthe, Noordelijke Recherche Eenheid nr. 07-127950 blijkt dat op donderdag 5 april 2007 omstreeks 04:06 uur een melding met betrekking tot brand bij het [adres] te Hoogeveen binnenkwam. Getuige [naam getuige] heeft op 14 augustus 2007 verklaard dat verdachte en [naam betrokkene] op 4 april 2007 om 22:00 of 23:00 uur bij [naam bedrijf] afgezet zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte degene is geweest die de brand heeft gesticht, nu niet uit te sluiten valt dat iemand anders - nadat verdachte en [betrokkene] het pand verlaten hadden - daar brand gesticht heeft, te meer nu verdachte het feit ontkent. Feit 5 De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat er geen wettig bewijs voorhanden is dat verdachte het onder primair en subsidiair tenlastegelegde feit gepleegd heeft. Voor het meer subsidiair tenlastegelegde geldt dat nu verdachte ter terechtzitting heeft verklaard dat hij in de caravan van zijn vader een mapje heeft gevonden en dit - zonder erin te kijken - bij zich heeft gestoken, naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer vast te stellen valt dat verdachte wist dat het mapje een identiteitskaart op naam van [naam betrokkene] bevatte. Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen worden dat verdachte zich die kaart opzettelijk en wederrechtelijk heeft toegeëigend, zodat vrijspraak dient te volgen. Feit 7 De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal. De rechtbank acht evenmin wettig en overtuigend bewezen dat verdachte ten tijde van het verwerven of voorhanden krijgen van de velgen wist dat deze van diefstal afkomstig waren. Wel staat naar het oordeel van de rechtbank vast dat verdachte - gezien het bedrag dat hij voor de velgen betaald heeft - op dat moment had moeten vermoeden dat de velgen van misdrijf afkomstig waren. De rechtbank zal dan ook het meer subsidiair tenlastegelegde feit bewezen verklaren. Feit 8 De rechtbank zal verdachte integraal van dit feit vrijspreken, nu naar het oordeel van de rechtbank niet wettig en overtuigend te bewijzen valt dat verdachte de zwerfkasten heeft gestolen, heeft verworven, voorhanden heeft gehad dan wel heeft overgedragen. De rechtbank is van oordeel dat de verklaringen afgelegd door [naam betrokkene] en [naam betrokkene], in combinatie met de ontkennende verklaring van verdachte, er niet toe kunnen leiden dat verdachte ter zake van dit feit veroordeeld wordt. [naam betrokkene] verklaart inhoudelijk niets ter zake en [naam betrokkene] is de enige die een de verdachte belastende verklaring aflegt. BEWIJSOVERWEGINGEN FEITEN 2 EN 3 De raadsvrouw van verdachte heeft onder meer als haar uitdrukkelijk standpunt aangevoerd dat de feiten niet kunnen worden bewezen. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat het enkele aantreffen van een bloedspoor van verdachte niets zegt over de manier en het tijdstip waarop het spoor terecht is gekomen bij [naam bedrijf]. Het spoor zou daar zelfs door middel van overdracht terecht gekomen kunnen zijn. De raadsvrouw concludeert dat het bloedspoor slechts als steunbewijs gebruikt kan worden. Daarnaast is de raadsvrouw van mening dat de verklaringen van [namen betrokkenen] tegenstrijdig en ongeloofwaardig zijn en worden weersproken door andere getuigen. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de hierboven genoemde getuigen een complot tegen verdachte hebben gesmeed, enerzijds vanwege de liefde van [naam betrokkene] voor de vriendin van verdachte en anderzijds om [naam betrokkene] vrijuit te kunnen laten gaan. De officier van justitie heeft ten aanzien van het technisch bewijs aangevoerd dat de overdrachttheorie van de raadsvrouw niet aannemelijk is. Een dergelijke theorie zou op kunnen gaan indien de sporen bestaan uit bijvoorbeeld haren. Met een bloedspoor ligt dat duidelijk anders. Bovendien zijn de bloedsporen aangetroffen op een stoel waarop een dag eerder nog geen bloedsporen zaten, aldus de aangever. Daarnaast acht de officier van justitie de verklaringen van [namen betrokkenen] wel degelijk geloofwaardig. Hun verklaringen komen grotendeels overeen en worden onder andere ondersteund door een kassabon met betrekking tot de aanschaf van benzine en de verklaringen van de getuige [naam getuige] en voorts de conclusie van de Technische Recherche dat er voor de brand kennelijk ingebroken is en dat de daders getracht hebben de BMW mee te nemen. De officier van justitie acht ten slotte een complottheorie tegen verdachte onaannemelijk. De rechtbank acht met betrekking tot deze feiten de volgende bewijsmiddelen van belang: De aangifte van [naam aangever], afgelegd op 13 april 2007 die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Ik had in het pand een oldtimer staan, een BMW. De auto was niet afgesloten en de banden waren leeg. Ik zag dat de achterruit eruit lag. Ook zag ik twee stoelen in de kofferbak liggen die daar normaal gesproken niet in hoorden te liggen. Aan de auto was het oog van een sleepkabel bevestigd. Het proces-verbaal van de Technische Recherche d.d. 06 april 2007 dat - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Op de rugleuning van een stoel werd bloed aangetroffen. DNA-zegel: Bca867. De stoel bevond zich op het terrein van [naam betrokken bedrijf]. Deze stoelen waren over de tussenmuur geplaatst c.q. gegooid. Het deskundigenrapport van het NFI d.d. 05 juni 2007 dat - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Het sporenmateriaal met DNA-zegel BCA867 kan afkomstig zijn van [naam verdachte]. De kans dat een willekeurig gekozen persoon dit DNA-profiel heeft is kleiner dan één op één miljard. De verklaring van [naam betrokkene], afgelegd op 31 juli 2007 die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Toen de politie bezig was met het onderzoek van die stoelen, zag ik dat er grote bloedspatten opzaten. Ik kan u verzekeren dat dergelijke bloedvegen/spatten absoluut niet op de stoelen zaten toen ze daarvoor nog in het magazijn stonden. De verklaringen van [naam betrokkene], afgelegd op 16 augustus 2007 (pagina 212 e.v.) en 24 augustus 2007 (pagina 220 e.v.) die - zakelijk weergegeven - het volgende inhouden: [naam verdachte] en ik zijn op 4 april 2007 bij [naam bedrijf] geweest. [naam verdachte] moest in opdracht van [naam betrokkene] een BMW wegnemen. Ik zou daarbij helpen. Wij zijn over een hek geklommen. [naam verdachte] duwde tegen een raampje of stak er iets tussen. Hij kon toen het raampje beet pakken en eruit trekken. Hij klom erdoor naar binnen en sneed zich. Hij maakte aan de binnenkant de deur open en deed de deur omhoog. [naam verdachte] heeft met stoelen gesleept. Hij heeft eerst stoelen buiten gezet. Hij heeft ze over een muurtje gekregen. [naam verdachte] zat op het muurtje, ik gaf de stoelen aan. We hebben benzine meegenomen omdat [naam betrokkene] wist dat er geen benzine in de BMW zat. [naam verdachte] heeft geprobeerd de auto te starten, de sleutels waren gewoon bij de auto. Het lukte niet. [naam verdachte] heeft een versterker meegenomen uit het pand. Hij heeft deze daarna bij iemand afgegeven. De verklaring van [naam betrokkene], afgelegd op 10 augustus 2007 (pagina 268 e.v.) die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: [naam verdachte] en [naam betrokkene] hebben in het pand ingebroken om die BMW voor [naam betrokkene] te stelen. Ik weet dat [naam verdachte] zich verwond had bij die inbraak. [naam betrokkene] en ik heb [naam verdachte] en [naam betrokkene] afgezet bij [naam bedrijf]. Wij zouden wachten waar ze ons konden zien. Dat was afgesproken. We hebben ongeveer drie uren gewacht. De aangifte van [naam aangever], afgelegd op 9 augustus 2007 (pag 79-81) die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: In het magazijn van [naam bedrijf] te Hoogeveen stond tussen 4 en 5 april 2007 mijn personenauto, een rode Seat Cordoba. De auto was afgesloten. Voor de brand is mijn autoradio-versterker merk Cruncher gestolen. De verklaring van [naam betrokkene], afgelegd op 16 augustus 2007 (pag 294 e.v.) die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: [naam verdachte] heeft de versterker, een rode, gebracht. Het is een versterker die in een auto gebruikt wordt. Het was in de nacht van de brand, op 5 april 2007. De raadsvrouw van verdachte heeft nog aangevoerd dat de verklaring van [naam betrokkene] ongeloofwaardig is. [naam betrokkene] is een onbetrouwbare getuige, omdat hij een drugsgebruiker is, aldus de raadsvrouw. De rechtbank kan zich niet met dit standpunt verenigingen. Het enkele feit dat [naam betrokkene] een drugsgebruiker is, betekent nog niet dat hij daarmee een onbetrouwbare getuige is. Op grond van deze bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig bewezen en heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte de feiten 2 en 3 heeft begaan. De rechtbank acht niet aannemelijk dat het bloedspoor anders dan door verdachte bij [naam bedrijf] terecht is gekomen. De rechtbank overweegt hierbij dat er diverse bloedspatten aangetroffen zijn op een leuning van één de stoelen die buiten het pand zijn aangetroffen, en dat het bloed de dag ervoor niet op de betreffende stoel zat. Daarnaast acht de rechtbank de verklaringen van [naam betrokkene] en [naam betrokkene] niet ongeloofwaardig. De verklaring van [naam betrokkene] is in hoge mate gedetailleerd, en wordt ondersteund enerzijds door de verklaring van [naam betrokkene] en anderszijds door het feit dat het DNA van verdachte op de plaats delict is aangetroffen. BEWIJSOVERWEGINGEN FEIT 4 De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang: De aangifte van [naam aangever], afgelegd op 7 april 2007 (pag 106-107) die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Ik weet dat op 7 april 2007 brand is ontstaan in een brandgangetje, tussen het pand waarin mijn zaak is gevestigd en het aangrenzende pand. Het proces-verbaal van de Noordelijke Recherche Eenheid nr. 07-128670, dat - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: (achter tabblad 1): Tijdstip van de brandmelding op 7 april 2007 omstreeks 08:40 uur. (achter tabblad 2): collega's van de uniformdienst ontdekten dat een tweetal op elkaar gestapelde pallets branden. Tevens begon het pand van perceel [adres] ook reeds te branden. Er was gemeen gevaar voor personen en goederen. Het proces-verbaal d.d. 16 april 2007 (pag 128-129) dat - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Op het moment dat ik, verbalisant [naam verbalisant], naast verdachte [naam verdachte] in de auto ging zitten, rook ik dat [naam verdachte] sterk naar een brandlucht riekte. Op het moment dat ik, verbalisant [naam verbalisant], plaats nam in de auto, rook ik dat [naam verdachte] naar een brandlucht riekte. Het proces-verbaal van aanhouding d.d. 7 april 2007 (pag 19-20) dat - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Ik zag een manpersoon fietsen. Hij reed op een damesfiets met een kinderzitje en een boodschappenmandje. Hij droeg een licht geblokt petje. Tevens zag ik dat de man een lange schoffel met zich meevoerde. Deze man bleek na aanhouding [naam verdachte] te zijn. De verklaring van [naam betrokkene], afgelegd op 7 april 2007 (pag 142-143) die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Op 7 april 2007 zag ik een man wegfietsen van nabij de achtergevel van de kapper. Dat was tussen 08:15 en 08:30 uur, mogelijk iets later. Hij droeg een wit petje. Hij zat op een damesfiets met een kinderzitje en hij had een schoffel bij zich. Toen ik naar boven ging rook ik brandlucht en ik zag vlak daarna rookontwikkeling. De verklaring van [naam betrokkene], afgelegd op 7 april 2007 (151-152) die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Ik zag op 7 april 2007 iemand van het terrein van de viswinkel en de kapperszaak wegfietsen. Het was omstreeks 08:35 en 08:40 uur. Het was een man, hij reed op een damesfiets met een kinderzitje. Voorop een mandje of een kinderzitje. Hij had een stok bij zich. De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat het mogelijk is dat een ander dan verdachte de brand heeft gesticht. Zo is rond dezelfde tijd [naam betrokkene] in de buurt gesignaleerd. [naam betrokkene] is, aldus de raadsvrouw, een bekende van de politie als het gaat om brand. De rechtbank kan zich niet met dit standpunt verenigen. Nu de getuigen [namen getuigen] verklaren verdachte gesignaleerd te hebben omstreeks 08:30 en 08:40 uur, en [naam betrokkene] pas rond 09:00 uur gezien is ziet de rechtbank geen reden te twijfelen aan de verklaringen van [namen getuigen]. BEWIJSOVERWEGINGEN FEIT 6 De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang: Het proces-verbaal van bevindingen d.d. 16 november 2006 (pagina 326 e.v.), dat - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Op donderdag 16 november 2006 bij het perceel [adres], Nieuw Balinge, zagen wij, verbalisanten, een vrachtauto met de voorwielen in de bermsloot staan. Wij reden achter een personenauto op naam van [naam betrokkene], welke stopte bij de vrachtauto. In de auto zaten vier personen, onder wie [naam verdachte]. De vrachtauto stond dwars over de rijbaan van de Koekoeksdijk. Achter de vrachtauto stond een groene landbouwtractor. Wij, verbalisanten, zagen dat de banden van deze tractor een sleepspoor hadden gemaakt van ongeveer twee meter. Wij zagen tevens dat aan de voorzijde van deze tractor aan een trekblok een stuk oranje sleepband zat. Het was afgescheurd/afgesneden. Een soortgelijk stuk sleepband zat aan de trekhaak van de vrachtauto vast. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 oktober 2007, die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: [naam betrokkene] zat met mij in de vrachtauto. Hij reed. Het is mijn vrachtauto, met een hefinrichting. We brachten de vrachtauto ter reparatie weg. Bij de Koekoeksdijk te Nieuw Balinge probeerde hij te keren. Dat ging mis. We raakten in de sloot. Ik heb niet meegekregen dat er iets met de tractor gebeurd is. Ik was aan de zijkant van de vrachtauto bezig. Ik heb de tractor niet gezien. Ik ben op een gegeven moment hulp gaan halen. Uiteindelijk kwamen we met z'n vieren terug. De raadsvrouw van verdachte heeft aangevoerd dat het bevestigen van de sleepkabel niet gericht was op het wegslepen van de tractor. Gezien de plaats van de tractor, vrachtauto en boom had de tractor op deze manier niet weggesleept kunnen worden. De raadsvrouw gaat er vanuit dat verdachte met de vrachtauto in de sloot is geraakt, en vervolgens met behulp van de tractor en de boom getracht heeft de vrachtauto weer los te trekken. De rechtbank kan zich niet met dit standpunt verenigen. De rechtbank acht de theorie van de raadsvrouw niet aannemelijk geworden. Gezien het dossier, waaronder een situatieschets en foto's van de tractor, gaat de rechtbank ervan uit dat verdachte samen met [naam betrokkene] getracht heeft de tractor weg te slepen met de vrachtauto, en daarbij kennelijk in sloot geraakt is. BEWIJSOVERWEGINGEN FEIT 7 MEER SUBSIDIAIR De rechtbank acht de volgende bewijsmiddelen van belang: De aangifte van [naam aangever], afgelegd op 18 oktober 2006 (pagina 479-480) die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Tussen 14 oktober en 16 oktober 2006 zijn vier 17" lichtmetalen velgen van een rode Alfa Romeo personenauto zijn gestolen. De verklaring van [naam aangever], afgelegd op 17 november 2006 (pagina 485) die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Ik heb de aangetroffen velg zojuist gezien en ik herken deze als soortgelijk aan de velgen die van de Alfa Romeo zijn gestolen. De verklaring van verdachte, afgelegd ter terechtzitting van 23 oktober 2007, die - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Ik heb de velgen gekocht bij een metaalbedrijf aan de [adres] te Hoogeveen. Het bleek een miskoop te zijn. Ik heb in totaal € 275,- betaald, dat vond ik een reële prijs. Het proces-verbaal d.d. 21 november 2006 (pagina 488) dat - zakelijk weergegeven - het volgende inhoudt: Wij, verbalisanten, bevonden ons in het bedrijf [naam bedrijf], gevestigd aan de [adres] te Hoogeveen. De bedrijfsleider verklaarde dat hij geen lichtmetalen velgen verkoopt. Na het tonen van een lichtmetalen velg van het merk Alfa Romeo verklaarde hij: 'dat soort velgen hebben wij nooit, daar zijn ze veel te mooi voor.' De rechtbank is van oordeel dat verdachte had moeten vermoeden dat de velgen van misdrijf afkomstig zijn, gezien het bedrag dat verdachte voor de vier velgen betaald heeft. Uit de bewijsmiddelen volgt dat verdachte een velg in zijn bezit had die gestolen blijkt te zijn. Het bedrijf waar verdachte naar zijn zeggen de velgen gekocht zou hebben bevestigt dat verhaal niet. Het bedrijf geeft zelfs aan dat die velg in die staat niet door hen verkocht werd. Ondanks deze constatering heeft verdachte geen andere verklaring gegeven over de wijze waarop hij aan de velgen is gekomen op grond waarvan de rechtbank tot bewezenverklaring van de schuldheling komt. BEWEZENVERKLARING De rechtbank acht wettig bewezen en zij heeft de overtuiging verkregen dat de verdachte het onder 2, 3, 4, 6 en 7 meer subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 2. hij in de periode van 4 april 2007 tot en met 5 april 2007, te Hoogeveen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een bedrijfspand aan [adres] weg te nemen een auto (BMW) en een aantal stoelen, toebehorende aan [naam benadeelde] en/of [naam benadeelde] en zich daarbij de toegang tot dat pand te verschaffen door middel van braak en inklimming, met een van zijn mededaders een roldeur van dat bedrijf heeft opengebroken en dat pand is binnengegaan en heeft getracht die auto te starten en die stoelen heeft verplaatst, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 3. hij in de periode van 4 april 2007 tot en met 5 april 2007 te Hoogeveen tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een in een magazijn van een bedrijfspand aan [adres] ([naam bedrijf]) staande auto (Seat Cordoba) heeft weggenomen een versterker (merk Cruncher), toebehorende aan [naam benadeelde], waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak; 4. hij op 07 april 2007 te Hoogeveen opzettelijk brand heeft gesticht bij een winkelpand (kapperszaak) aan de [adres], immers heeft verdachte toen aldaar opzettelijk in een brandgang nabij de gevel van dat winkelpand, opzettelijk vuur in aanraking gebracht met pallets, ten gevolge waarvan die pallets, zijn verbrand, terwijl daarbij gemeen gevaar voor dat winkelpand en belendende panden en levensgevaar en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor in die belendende panden aanwezige personen te duchten was; 6. hij op 16 november 2006 te Nieuw Balinge, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening weg te nemen een landbouwtractor staande aan de Koekoeksdijk, toebehorende aan [naam benadeelde], met een vrachtauto (met hefinrichting) naar die tractor is gereden en vervolgens een trekband aan de trekblok van die tractor en aan de trekinrichting van de vrachtauto hebben bevestigd en getracht hebben om die tractor weg te trekken terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; 7. hij in de periode van 14 oktober 2006 tot en met 16 oktober 2006 in Nederland een aantal velgen van een Alfa Romeo voorhanden heeft gehad, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van die velgen redelijkerwijs had moeten vermoeden dat het door misdrijf verkregen goederen betrof; De in de bewijsmiddelen genoemde feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de bewezenverklaring. Elk bewijsmiddel is slechts gebruikt voor het bewijs van het feit, waarop het blijkens zijn inhoud betrekking heeft. De verdachte zal van het onder 2, 3, 4, 6 en 7 meer subsidiair meer of anders tenlastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht. KWALIFICATIES Het bewezen verklaarde levert respectievelijk op: onder 2: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en inklimming, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 45 en artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht; onder 3: diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto artikel 45 en artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. onder 4: opzettelijk brand stichten, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is en terwijl daarvan levensgevaar en gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is, strafbaar gesteld bij artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht. onder 6: poging tot diefstal door twee of meer verenigde personen, strafbaar gesteld bij artikel 311 juncto de artikelen 45 en 310 van het Wetboek van Strafrecht. onder 7: schuldheling, strafbaar gesteld bij artikel 417bis van het Wetboek van Strafrecht. STRAFBAARHEID De rechtbank acht de verdachte strafbaar, omdat geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht. STRAFMOTIVERING De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden straf in aanmerking: - de aard en de ernst van de gepleegde feiten; - de omstandigheden waaronder deze feiten zijn begaan; - hetgeen de rechtbank uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken omtrent de persoon van de verdachte; - de eis van de officier van justitie; - het pleidooi van de raadsvrouw van de verdachte; - de oriëntatiepunten voor de straftoemeting; - de inhoud van het de verdachte betreffende uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 10 april 2007, waaruit blijkt dat de verdachte eerder ter zake van soortgelijke misdrijven is veroordeeld tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. De rechtbank komt tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist, omdat de rechtbank de verdachte van een aantal tenlastegelegde feiten zal vrijspreken. Met name de vrijspraak van de eerste tenlastegelegde brandstichting is van invloed op strafmaat. Ten aanzien van de brandstichting in de [adres] te Hoogeveen op 7 april 2007 oordeelt de rechtbank dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden in het licht van soortgelijke zaken op zijn plaats is. Door zijn gedrag heeft verdachte opzettelijk de veiligheid van omwonenden en bedrijfspanden op het spel gezet. Dit gevaar is slechts niet verwezenlijkt doordat de brandweer tijdig het vuur kon doven. Ten aanzien van de overige bewezen verklaarde feiten overweegt de rechtbank dat - gelet op de oriëntatiepunten voor de straftoemeting - een gevangenisstraf van 3 maanden gerechtvaardigd is. De rechtbank is op grond van de ernst van het bewezen geachte, in samenhang met de hiervoor weergegeven overwegingen, feiten en omstandigheden, en in het bijzonder het forse strafblad van verdachte van oordeel dat in dit geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van hierna te melden duur geboden is. MOTIVERING VAN DE VERBEURDVERKLARING De rechtbank acht de hierna te vermelden in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien het voorwerpen zijn met betrekking tot welke respectievelijk feit 6 en feit 7 zijn begaan, en deze voorwerpen aan de verdachte toebehoren. - Een aanhanger, kleur zwart, + lier, merk Benson Tools BJ 20001 - Een vrachtauto [kenteken], Mercedes-Benz LP 813, kleur geel. Wat het in beslag genomen gereedschap betreft (2 stuks breekijzers / beton-knipscharen) is uit het dossier gebleken dat deze voorwerpen in beslag genomen zijn onder medeverdachte [naam medeverdachte] en geen betrekking hebben op de aan verdachte tenlastegelegde feiten. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij [naam benadeelde partij] zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. BENADEELDE PARTIJ [naam benadeelde partij] De rechtbank acht het feit waaruit de schade zou zijn ontstaan niet bewezen. De benadeelde partij [naam benadeelde partij] zal niet ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering en hij kan zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen. TOEPASSING VAN WETSARTIKELEN De rechtbank heeft mede gelet op de artikelen 27, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht. BESLISSING VAN DE RECHTBANK De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte onder 1, 5, 7 primair en subsidiair en 8 is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank verklaart bewezen dat het 2, 3, 4, 6 en 7 meer subsidiair tenlastegelegde, zoals hierboven is omschreven, door de verdachte is begaan, stelt vast dat het aldus bewezen verklaarde oplevert de strafbare feiten zoals hierboven is vermeld en verklaart de verdachte deswege strafbaar. De rechtbank verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte 2, 3, 4, 6 en 7 meer subsidiair meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij. De rechtbank veroordeelt de verdachte tot gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden. De rechtbank beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht. De rechtbank verklaart verbeurd de navolgende in beslag genomen voorwerpen: - Een aanhanger, kleur zwart, + lier, merk Benson Tools BJ 20001 - Een vrachtauto [kenteken], Mercedes-Benz LP 813, kleur geel. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. De rechtbank bepaalt dat de benadeelde partij [naam benadeelde partij] niet ontvankelijk is in zijn vordering en dat hij zijn vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. De benadeelde partij en de verdachte dragen de eigen kosten. Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Schoemaker, voorzitter en mr. O.J. Bosker en mr. H.K. Elzinga, rechters in tegenwoordigheid van mr. S.M. von Bartheld, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 06 november 2007, zijnde mr. Elzinga buiten staat dit vonnis binnen de door de wet gestelde termijn mede te ondertekenen.